Promovenda Astrid Runs
“Op eigen kracht. Tienermoeders in beweging”
Email: astrid_runs@yahoo.com
Astrid Runs studeerde sociologie aan de universiteit van Suriname en specialiseerde zich in Latijns Amerika Studies aan de universiteit van Amsterdam. Ze is van creools-Surinaamse afkomst.
Over tienermoeders is veel geschreven, met name over zwarte tieners. De verontrusting die dit verschijnsel oproept is gelegen in het besef dat de toekomst van deze meisjes grotendeels is afgeknepen. Maatschappelijk wordt de verontrusting gevoed door het toenemend aantal tienermoeders, met name van allochtone afkomst. Uit de literatuur is inmiddels bekend welke belemmeringen deze meisjes ondervinden: zij missen de volwassenheid, de middelen, de kennis en ervaring om kinderen op te voeden, ze belasten hun omgeving, ze doen reeds vroeg in hun levensloopfase een beroep op allerlei zorgarrangementen, en ze hebben weinig toekomstperspectief. Ook stigmatiseert dit verschijnsel hele gemeenschappen.
Kortom, tienermoeders worden voorgesteld als slachtoffers van omstandigheden die marginaliseren en weinig toekomst perspectief hebben. Het gaat om een vrij deterministisch perspectief waarin het slachtoffer alleen in negatieve zin een handelende actor is: zij laat zich verleiden, is kortzichtig en niet gemotiveerd om op lange termijn te investeren en dergelijke.
Tegenover dit dominante beeld staat de minder bekende ervaring dat sommige van deze moeders ondanks de marginalisering er toch in slagen uit hun benarde situatie te komen.
Wat we níet weten is hoe deze meisjes er tóch in slagen om uit de misère te komen. Kennis van de omstandigheden waarin dat lukt en van de vereiste (individuele) eigenschappen om de overgang te maken van een “slachtoffer” naar een zelfredzame moeder, vereist een perspectief waarin afscheid wordt genomen van een benadering waarin de grootste aandacht uitgaat naar de mislukking. Let wel: niet alle meisjes komen er op eigen kracht uit. In dit onderzoek staat centraal het leereffect van degene die er wel in slagen zelfredzaam te worden.
In het licht van de bovenstaande schets luidt de vraagstelling: waarom lukt het de ene categorie tienermoeders wel en de andere niet om hun situatie op eigen kracht te verbeteren?
De beantwoording van de vraagstelling vereist een vergelijking van twee categorieën tienermoeders: succesvolle en niet-succesvolle. Uit de literatuur over sociale mobiliteit is bekend dat dergelijke resultaten sterk afhankelijk zijn van individuele eigenschappen als ambitie en doorzettingsvermogen, de sociale inbedding (familiale en andere netwerken), de institutionele omgeving (banenmarkt, onderwijsmogelijkheden, sociale diensten, kinderoppas en dergelijke). Hieraan kan worden toegevoegd: de rol van de vaders in het proces van zelfredzaamheid. Op al deze punten zal een vergelijking gemaakt worden tussen de succesvolle en minder succesvolle tienermoeders.
Het onderzoek kenmerkt zich door een zoekproces naar de condities die de zelfredzaamheid van deze jonge moeders mogelijk maken.
Methodisch is het onderzoek gebaseerd op uitgebreide casusstudies waarbij de tienermoeder en de relevante actoren worden bevraagd. Het perspectief wordt gevormd door de reconstructie van de levensloop van de tienermoeder, te beginnen met het milieu van herkomst als startpunt, de zwangerschap als dieptepunt, en de ontwikkeling naar “boven” als vervolgtraject. Daarnaast vormen literatuur en participerende waarneming belangrijke methoden van onderzoek. De onderzoeksgroep wordt beperkt tot de gemeenschappen waarin het verschijnsel tienermoeders vaak voorkomt: Antilliaanse en Surinaamse creolen en Kaapverdianen.
Het antwoord op de centrale vraag biedt de mogelijkheden om de succesfactoren te identificeren en er beleid op te maken met als doel de sociale processen die leiden tot tienerzwangerschappen te begrijpen en om te buigen.